Nachtcafé (nog op te nemen, zie ook onder Blog het gelijknamige Nachtcafé)
Mijn vrienden zijn weg, en mijn haar wordt grijs
Ik zing nog in dezelfde kroegen tegen elke prijs
En ik zing van de liefde, maar ik heb geen idee
Ik heb mijn rekening nu wel betaald
In ’t nachtcafé
Ik vroeg aan Herman Brood: hoe vrolijk wordt ’t nog
Herman Brood zei (tegen mij): ’t is allemaal bedrog
En ik zie ‘m grijnzen, wee o wee
Zo’n duizend krukken verder aan de bar
In ‘t nachtcafé
Ik ben zo geboren, ik heb geen rem
Ik ben geboren met de gave van een gouden stem
En zevenentwintig tongen, van lieverlee
Ze zuigen mij weer vast hier aan de bar...
Ik schrijf wat op een viltje, ik zal die plaat ooit maken
De jeugd met hun z´n DJ´s’ staat veel sneller op de daken
Maar een machtig oordeel (straks) - doemt op uit zee
Je hoort soms van die stemmen aan de bar
In ’t nachtcafé
Ik zag je staan de korte kant
Het licht viel zacht, op je uitgestrekte hand
En ik hield van je, liefje - lang voor jouw tijd
Toch bleef er iets steken in dat laatste glas
’t Verlies dat daar al (veel te) lang aanwezig was
Ach, we hebben nu niets meer, nee niets meer, niets meer te verliezen!
Ik ga der vandoor - waar ga ik heen?
De barman spoelt zijn laatste glazen - ach, we nemen er nog één
Want je hoort nog van me liefje, haha - lang na mijn tijd
Ik zing je vrolijk toe op mijn CD
Geschreven op een viltje aan de bar
haha…
Van ’t nachtcafé
Mijn vrienden zijn hier,
En hun haar wordt grijs
Ik zing nog in de zelfde kroegen tegen elke prijs
En ik zing voor die vrienden
en ik heb een idee
Ik heb mijn rek-en-ing-voorgoed-betaald
In ’t nachtcafé